Inschrijven nieuwsbrief

Laatst moest ik in mijn vroegere studentenstad zijn. Om uw inlevingsvermogen alle kansen te geven, vermeld ik er opzettelijk niet bij welke stad dat was. De mooiste van het land, meer zeg ik niet. En ik heb er, ongetwijfeld net als u, de tijd van mijn leven beleefd. Maar hadden wij dat toen in de gaten? Bijlange niet. Wisten wij veel dat de tijd van ons leven zich daar en dan al aan het afspelen was. Wij dachten net dat alles nog moest komen. En natuurlijk dwaalden wij, maar hé, we waren net achttien geworden. Daar hoorde dwalen bij.

Handenwrijvend had ik mij al op een stevige dosis nostalgie verheugd. Om te beginnen zou ik in mijn oude broodjeszaak exact hetzelfde broodje bestellen dat ik als student minstens twee keer per week at, en dat je echt nergens anders kon vinden. (Nee, echt niet.) En daarna zou ik een bedevaart houden langs alle studentenhuizen waar ik ooit, even romantisch als besluiteloos, had staan smachten naar een onbereikbaar nabij meisje. Negentien studentenhuizen waren dat, maar ik was er helemaal klaar voor.

Ik houd u niet langer in spanning: mijn geplande nostalgietrip viel dik tegen. Er was namelijk, zonder mijn toestemming, van alles veranderd in mijn studentenstad. Zo moest ik verbijsterd vaststellen dat mijn vroegere broodjeszaak een ‘Italian style sandwich bar’ geworden was. Van buitenaf zag ik een volledig vernieuwd interieur, zo hip en trendy dat ik niet eens naar binnen durfde. Ik was niet gek: voor je het wist, dook er zo’n assertieve ober op die met alle geweld mijn nieuwe jas wou aannemen. En uiteraard zou ik weer te schijterig zijn om te weigeren. Nee, braafjes zou ik hem volgen naar een tafeltje. Gehoorzaam zou ik plaatsnemen op de stoel die hij me kordaat aanwees. En pas als hij zich omdraaide, zou ik op laffe tenen naar buiten glippen. Zonder mijn mooie nieuwe jas.

Op de kaart achter het raam las ik dat er alleen nog maar heel enge broodjes op het menu stonden. Ik noem bijvoorbeeld de ‘notenciabatta “fitness power” met gegrilde aubergines en zongedroogde blauwe kaas’. Toen begon er in de broodjesbar een man naar mij te wenken, en heb ik het op een lopen gezet.

Een paar straten verderop kwam ik puffend tot stilstand. Ik stond pal voor mijn oude studentenkot. Aarzelend keek ik op de deurbel en ja hoor, ze hadden godverdomme alle naamplaatjes vervangen. Sniffend ben ik in mijn wagen gestapt. Mijn studentenstad had gewoon exact moeten blijven zoals ze was toen ik haar koudweg in de steek liet. Was dat nu zo veel gevraagd?

Terwijl ik de file op de E40 vervoegde – toch nog iets wat onveranderd gebleven was – kwam alsnog de nostalgie naar mijn studentenjaren aanwaaien. Godenkinderen, dat waren we geweest, met zeeën van tijd. Maar we wisten het niet, dus we deden maar wat. Om later verbaasd te beseffen dat ook de grote meneren en mevrouwen dat doen, maar dan in minder sjofele kleren. Onder onze ogen verliep toen zomaar de tijd van ons leven. Maar wij waren niet goed aan het opletten.

(Verschenen in De Standaard op 27-12-2018)